Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Wetenschap en objectiviteit horen samen te gaan. En toch teisteren vooroordelen de wetenschappelijke wereld nog altijd. Dat blijkt maar weer uit nieuw onderzoek.
Volgens een team onderzoekers van de Universiteit van Ohio krijgen vrouwen in de wetenschap minder erkenning voor hun werk dan mannen. Het klinkt helaas niet zo verrassend. In het vakblad Nature geeft het team hard bewijs voor wat veel vrouwen al langer wisten.
Lees ook:
- Een ode aan de vrouwelijke wetenschappers
- ‘Wetenschap wordt nog steeds geassocieerd met mannen’
- ‘IQ-racisme vermomd als wetenschap kan op steun rekenen’
Unieke dataset
Vrouwen krijgen minder erkenning. Het is een grote claim die de onderzoekers onderbouwen met een grote dataset. Het Amerikaanse team kreeg van het Institute for Research on Innovation and Science toegang tot de zogeheten UMETRICS-dataset. Deze enorme verzameling omvat gedetailleerde informatie over gesponsorde onderzoeksprojecten van 52 hogescholen en universiteiten van 2013 tot 2016. In deze periode werkten er 128.859 mensen in 9778 onderzoeksteams – van studenten tot postdoctorale onderzoekers en alle functies daar tussenin. Het team vergeleek de UMETRICS-gegevens met de uiteindelijke patenten en auteursvermeldingen in wetenschappelijke tijdschriften.
De uitgebreide dataset geeft unieke inzichten, zegt Bruce Weinberg, hoogleraar economie aan de Universiteit van Ohio in een persbericht: “We weten precies wie aan individuele onderzoeksprojecten hebben gewerkt en wat hun functie was. Zo zien we wie er wel of geen erkenning verdient voor een wetenschappelijke publicatie.”
Minder erkenning
Zo blijkt dat vrouwen 13 procent minder vaak door wetenschappelijke tijdschriften erkend worden als auteurs ten opzichte van hun mannelijke collega’s. Bovendien hebben vrouwen 59 procent minder kans dan mannen om patenten te ontvangen voor hun deelname aan wetenschappelijke projecten.
Volgens de onderzoekers hebben vrouwen nóg minder kans op erkenning zodra ze werken aan een zogenaamd ‘high impact’-onderzoek. Dit zijn onderzoeken die – zoals de naam doet vermoeden – buitengewoon waardevol zijn voor een of meerdere disciplines. Volgens Weinberg mag er nooit een kloof tussen mannen en vrouwen bestaan: “Maar je wilt echt geen kloof binnen onderzoeken die de grootste impact hebben op een wetenschappelijk veld. Dat is een grote bron van zorg”, zegt hij in het persbericht.
Liza Mügge, onderzoeker bij de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen aan de UvA en niet betrokken bij de studie, is niet verbaasd over de resultaten. “We zien ook gender gaps tussen wetenschappers die geciteerd worden, of onderzoekers die prijzen ontvangen. Het gaat dus om een breder patroon.”
Niets nieuws
In de aanvullende enquête van het Ohio-onderzoek rapporteerden vrouwen vaker dan mannen dat collega’s hun bijdragen onderschatten en dat ze te maken kregen met discriminatie, stereotypering en vooringenomenheid. Een van hen meldde: “Vrouw zijn betekent dat je vrij vaak op de een of andere manier bijdraagt aan de wetenschap, maar tenzij je schreeuwt of een sterk punt maakt, worden onze bijdragen vaak onderschat.”
De bekendste ondergewaardeerde wetenschapper is misschien wel Rosalind Franklin, die een cruciale contributie leverde aan de ontdekking van DNA. Haar mannelijke collega’s Maurice Wilkins, Francis Crick en James Watson kregen de auteursvermeldingen én een Nobelprijs voor haar verdienste. Pas in 2003 – 45 jaar na haar dood – werd de Royal Society Rosalind Franklin Award ingesteld, om jaarlijks vrouwen te eren die baanbrekende bijdragen leveren aan de wetenschap.
Meerdere respondenten gaven aan dat etnische minderheden evengoed de dupe zijn van vooroordelen. Neem bijvoorbeeld Subrahmanyan Chandrasekhar, in 1910 geboren in het toenmalige Brits-Indië, nu Pakistan. Op twintigjarige leeftijd kwam hij met het idee dat nu bekend staat als de Chandrasekhar-limiet. Volgens deze limiet exploderen of vallen sterren ineen tot neutronensterren of zwarte gaten zodra ze een bepaalde massa bereiken.
Toen Chandrasekhar in 1935 zijn bevindingen presenteerde aan de Royal Astronomical Society in Londen, werd hij publiekelijk belachelijk gemaakt door Sir Arthur Eddington, een wereldberoemde natuurkundige. Chandrasekhars theorie en carrière kregen een enorme klap. Pas in 1972, toen astronomen het eerste zwarte gat ontdekten, werd de theorie van Chandrasekhar correct bevonden. In 1983 – op zijn 73ste – kreeg hij een Nobelprijs en daarmee de erkenning die hij verdiende.
Mügge denkt dat onderzoeken zoals deze ons dichterbij bij verandering brengen. We moeten het probleem tastbaar maken zodat niemand het kan ontkennen. Ze concludeert: “Hard bewijs maakt de urgentie voor beter beleid zichtbaar.”
Bronnen: Nature, Oxford, Insider
Beeld: Pixabay