Het lijkt misschien een vreemde kwestie om in de zomer te behandelen, maar lezer Anton Diks wil graag antwoord op de volgende vraag: “Januari heeft 31 dagen, februari heeft er 28 (en iedere vier jaar 29), maart weer 31, enzovoort. Waarom niet: januari 30 dagen en februari 29 dagen?”
Daarvoor moeten we terug naar de schimmige begindagen van het oude Rome, zo rond 750 voor Christus. Toen zouden de Romeinen hun eerste kalender hebben bedacht. Hij telde maar tien maanden van 30 of 31 dagen. Het jaar begon met maart (genoemd naar de oorlogsgod Mars) en eindigde met december (letterlijk: tiende maand). Tussen december en maart lag simpelweg een datumloze periode. Die viel uiteraard samen met de winter, die onbelangrijk was voor het op de landbouw georiënteerde Rome. Maar het jaar had op die manier slechts 304 dagen, waardoor deze kalender uit de pas ging lopen met de seizoenen.
Om dit te corrigeren, kwam er al snel een nieuwe kalender met 355 dagen. Van de tien ‘oude’ maanden kregen er zes 29 dagen en vier 31 dagen. En er werden twee nieuwe maanden toegevoegd: januari en februari, destijds respectievelijk 29 en 28 dagen lang. Die 28 dagen vormden een beetje een probleem. De Romeinen geloofden dat even getallen ongeluk brachten en beschouwden februari dan ook als een ongunstige maand. Ze gebruikten hem vooral voor het uitvoeren van allerlei godsdienstige reinigingsrituelen (februari is afgeleid van het Latijnse woord februum, oftewel ‘zuivering’).
Toen Julius Caesar in 46 voor Christus met zijn grote kalenderhervorming kwam en het jaar 365,25 dagen kreeg, handhaafde hij de korte ‘losermaand’. En dat bleef zo in de huidige gregoriaanse kalender, die vanaf de zestiende eeuw in de plaats kwam van de juliaanse kalender.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl!
Tekst: Leo Polak