Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Begin oktober worden ze weer bekendgemaakt: de winnaars van de Nobelprijzen. Maar in de ruim honderdjarige geschiedenis van deze onderscheidingen komen ook de nodige mensen voor van wie het haast onbegrijpelijk is dat ze er nooit een kregen. Drie beroemde voorbeelden.
>>> Lees ook: Zeven grootheden die nooit de Nobelprijs kregen (1) <<<
5) Gaston Ramon
Als je een vaccin ontwikkelt tegen difterie, een ziekte die al sinds de oudheid bekend is en die om de zoveel tijd een enorme epidemie veroorzaakt, zou je denken dat je wel een Nobelprijs verdient. Toch viste de Franse veearts en bioloog Gaston Ramon achter het net, terwijl collega’s hem tussen 1930 en 1953 een recordaantal van 155 keer nomineerden. (De geneeskundenominaties van na 1953 zijn niet vrijgegeven, maar het ligt in de lijn der verwachting dat hij er in die jaren nóg meer verzamelde.)
Nu kende de strijd tegen difterie vele helden, van wie sommigen wél een Nobelprijs kregen. Zo ging de allereerste prijs voor geneeskunde die werd uitgereikt in 1901 naar Emil von Bering, die een antigif had gevonden tegen het gif dat de difteriebacterie produceert. Wellicht dat het Nobelcomité daarom van mening was dat er wel genoeg prijzen waren uitgekeerd in deze hoek, hoeveel medici ook riepen dat het werk van Ramon moest worden beloond.
Ongetwijfeld mede doordat hij nooit aan het illustere rijtje van Nobelprijswinnaars werd toegevoegd, is Ramon sindsdien in de vergetelheid geraakt. Zijn Wikipedia-pagina is bijvoorbeeld maar een paar regels lang en op de pagina over difterie wordt zijn naam niet eens genoemd. Moge dit KIJK-stukje het begin worden van zijn eerherstel.
6) Mahatma Gandhi
Een wetenschapper was hij niet, maar toch mag hij niet ontbreken in dit lijstje: Mahatma Gandhi. Van 1915 tot 1947 streed deze advocaat geweldloos voor een onafhankelijk India, waardoor hij misschien wel meer dan wie ook een vleesgeworden vredessymbool werd.
Toch mocht hij nooit de Nobelprijs voor de vrede in ontvangst nemen. Nominaties waren er wel, al kwamen die in eerste instantie van slechts één persoon: de Noorse journalist en politicus Ole Colbjørnsen droeg Gandhi voor in 1937, 1938 en 1939. Pas in 1947 – het jaar waarin India en Pakistan onafhankelijk werden – kreeg Gandhi weer drie nominaties, voor de prijs van 1948 zelfs zes.
Helaas was het toen te laat; op 30 januari 1948 schoot de hindoe-nationalist Nathuram Godse de vrijheidsstrijder drie kogels in zijn borst. Het Nobelcomité besloot vervolgens dat jaar de vredesprijs helemaal niet uit te reiken omdat er “geen geschikte levende kandidaat was” – wat natuurlijk makkelijk was te interpreteren als een verwijzing naar Gandhi’s dood. Meer dan een halve eeuw later was het Nobelcomité nog wat duidelijker: in 2006 noemde een van de leden het feit dat Gandhi de prijs niet had gehad “de grootste omissie in de geschiedenis van de prijs”.
7) Vera Rubin
De afgelopen jaren kwam haar naam talloze keren voorbij in discussies over de Nobelprijs: Vera Rubin. Wetenschappers én journalisten vonden het puur seksisme dat deze Amerikaanse sterrenkundige nooit was beloond voor de ontdekking van donkere materie, het mysterieuze spul waaruit bijna 85 procent van ons heelal lijkt te bestaan. Helaas mocht de campagne niet baten: Rubin overleed op 25 december 2016, zonder dat ze ooit een telefoontje uit Stockholm heeft gekregen.
Is Rubin inderdaad een groot onrecht aangedaan? In eerste instantie lijkt het van wel: in teksten over donkere materie komt haar naam altijd prominent voor, samen met die van de excentrieke Zwitser Fritz Zwicky, die al in de jaren dertig speculeerde over donkere materie. Zwicky overleed echter lang voordat donkere materie een geaccepteerd verschijnsel werd, waardoor het verleidelijk is om te concluderen dat Rubin dus ergens in de afgelopen decennia een Nobelprijs had moeten krijgen.
Wie wat dieper in de geschiedenis duikt, ontdekt echter dat het allemaal iets ingewikkelder ligt. Ja, Rubin leverde zeker een belangrijke bijdrage: samen met haar collega Kent Ford constateerde ze dat de sterren aan de buitenkant van sterrenstelsels veel sneller bewegen dan je zou verwachten. Dat verschijnsel kun je verklaren als je aanneemt dat deze stelsels veel meer materie bevatten dan we kunnen zien. Alleen: die conclusie trokken Rubin en Ford niet, terwijl collega-astronoom Kenneth Freeman (die vergelijkbare metingen had gedaan) dat wél deed. Vervolgens werkten Jim Peebles, Jeremy Ostriker en Amos Yahil het idee van donkere materie verder uit, terwijl andere astronomen – onder wie Rubin en Ford – doorgingen met het meten van snelheden van sterren. Daarbij speelde het werk van de Nederlander Albert Bosma een belangrijke rol bij het overtuigen van de sterrenkundige gemeenschap, die eind jaren zeventig nog altijd moeite had met het idee van onzichtbare materie.
Kortom, stiekem is het een stuk lastiger om ‘de ontdekking van de donkere materie’ aan een paar wetenschappers toe te schrijven dan de Rubin-fans doen voorkomen. Al kan het natuurlijk best dat ordinair seksisme ook een rol speelde bij het overslaan van Rubin.
Dit lijstje is onderdeel van het artikel ‘Nobelprijsverliezers’ dat ook in KIJK 10/2017 staat.
Tekst: Jean-Paul Keulen
Openingsbeeld: NASA/VASSAR COLLEGE/SPECIAL COLLECTION