Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Het beetje zonlicht dat via de maan komt en het licht dat sterren afgeven kunnen de duisternis niet doorbreken. Waarom niet?
Simpel, zou je denken: ’s nachts is onze kant van de aarde niet naar de zon gericht. Daardoor ontvangen we geen direct zonlicht. Wel krijgen we een beetje zonlicht via de maan, en ook de sterren geven wat licht, maar dat is lang niet genoeg om de duisternis te doorbreken. Maar waarom eigenlijk niet?
Lees ook:
Verre sterren
Sterren staan ver weg, maar zijn ook met een heleboel. Waarom geven al die lichtpuntjes samen niet evenveel licht als de zon? Dit probleem staat bekend als de paradox van Olbers. De Duitse astronoom Heinrich Wilhelm Olbers beredeneerde in 1823 dat als we in een oneindig groot en stabiel heelal vol sterren leven, de hemel constant helder moet zijn.
Die redenering gaat als volgt. Verre sterren zijn minder helder dan nabije sterren. Daardoor dragen ze per stuk minder bij aan het hemellicht. Maar op grote afstand zijn er wel meer sterren dan op kleine afstand. Die grotere hoeveelheid sterren heft de verminderde helderheid per ster op. Daardoor dragen verre sterren samen evenveel bij aan het hemellicht als nabije sterren. En als alle sterren in een oneindig heelal aan de verlichting bijdragen, kan de hemel nooit donker zijn.
Achtergrondstraling
Waarom is die dat dan wel? Ten eerste omdat het heelal ‘pas’ 13,8 miljard jaar bestaat. Daardoor is er maar een beperkte hoeveelheid sterren die aan het hemellicht bijdraagt; het licht van sterren verder dan 13,8 miljard lichtjaar heeft nog niet de tijd gehad om ons te bereiken.
Maar daarmee is de kous nog niet helemaal af. Zo’n 380.000 jaar na de oerknal, nog voor de eerste sterren ontstonden, was het heelal volledig gevuld met helderwitte straling. Die ‘kosmische achtergrondstraling’ zweeft nu nog steeds overal in de ruimte rond. Waarom zien we dan niet alsnog een stralend witte hemel?
Dat komt doordat het heelal uitdijt. Door die uitdijing is het stralingslicht de afgelopen miljarden jaren ‘uitgerekt’: het heeft een langere golflengte gekregen. Daardoor zijn de lichtgolven veranderd in onzichtbare radiogolven. Ook het licht van verre sterren is door de uitdijing van het heelal onzichtbaar geworden. Dat maakt het ’s nachts extra donker.
Deze vraag kon je vinden in KIJK 1/2020.
Ook een vraag voor de rubriek ‘KIJK antwoordt’? Mail hem naar info@kijkmagazine.nl.
Tekst: Yannick Fritschy
Beeld: EvgeniT/Pixabay