'Charcot stond bekend als de Napoleon van de neurologie' Jean-Martin Charcot gebruikte in zijn studie naar hysterische dames een methode die tot die tijd niet serieus werd genomen: hypnose. Willem van der Does wijdt zijn artikel aan deze neuroloog.
'De inktvlekkentest kan je onzeker maken' De psychologische inktvlekkentest van Hermann Rorschach kennen we allemaal, maar hoe werkt hij eigenlijk? Willem van der Does spijkert onze kennis bij.
'Definities van psychiatrische stoornissen moesten concreter' In de jaren zestig was consistentie ver te zoeken in de psychiatrie. Robert Spitzer – de invloedrijkste psychiater van zijn tijd – veranderde dat.
'De hond werd apathisch door elektrische schokken' Honden elektrische schokken toedienen, is wreed, maar het leverde een belangrijk diermodel voor depressie op. Hoe? Willem van der Does legt het uit.
'Lombroso kon zich niet ontworstelen aan vooroordelen' Volgens de Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso kon je een misdadiger herkennen aan uiterlijke kenmerken. Later onderzoek liet echter niets heel van deze theorie, schrijft Willem van der Does.
5 liefhebbers van luiheid Relaxed leven en toch beroemd of succesvol worden? Het kan. Deze vijf personen bewijzen het.
'Rosenhan beschreef zijn ervaring als ontmenselijkend' Niets mankeren en toch opgesloten worden in een psychiatrisch ziekenhuis. David Rosenhan en zijn vrienden kregen het voor elkaar, zo schrijft Willem van der Does.
'Nixon noemde Leary de gevaarlijkste man van Amerika' Willem van der Does schrijft ditmaal over lsd-gebruik. Nou ja, over een groot pleitbezorger ervan: de omstreden Amerikaanse psycholoog Timothy Leary.
'De lobotomie was compleet uit de hand gelopen' Lobotomie is het ‘genezen’ van psychiatrische patiënten door een scherp object in hun hersenen te rammen. Willem van der Does heeft geen goed woord over voor deze ingreep.
'Mesmers patiënten kregen stuiptrekkingen' Een splinternieuwe rubriek, geschreven door Willem van der Does, hoogleraar klinische psychologie. In de eerste aflevering: de ‘Weense tovenaar’ Franz Anton Mesmer.