Ben je geïnteresseerd in de wereld van wetenschap & technologie en wil je hier graag meer over lezen? Word dan lid van KIJK!
Op 4 november 1973 organiseerde de Nederlandse overheid voor het eerst een autoloze zondag, als gevolg van een oliecrisis.
Door een conflict in het Midden-Oosten organiseerden in 1973 verschillende Arabische landen een olieboycot, met tekorten en stijgende brandstofprijzen in het Westen tot gevolg. In een poging brandstof te besparen stelde de Nederlandse overheid op 4 november 1973 een bijzondere maatregel in: de autoloze zondag.
Meer Vandaag in…
- 1 november 1952: Verenigde Staten testen de eerste waterstofbom
- 2 november 1947: de Spruce Goose maakt zijn eerste en enige vlucht
- 3 november 1957: de Sovjet-Unie stuurt hondje Laika de ruimte in
Oliecrisis
De oliecrisis in het Westen was een direct gevolg van een conflict tussen Israël en verschillende Arabische landen, waarbij onder andere de Verenigde Staten en Nederland aan de kant van Israël bleven staan. Israël had in 1967 verschillende gebieden veroverd van onder andere Syrië en Egypte. In oktober 1973 probeerden ze deze gebieden terug te winnen, zonder succes. Wel realiseerden ze zich dat ze met hun olieproductie een sterke troef in handen hadden waarmee ze westerse landen, die op hun olie rekenden en openlijk steun aan Israël hadden betuigd, hard konden raken.
Ze verhoogden de olieprijs met 70 procent en lieten de productie elke maand met 5 procent dalen. Wereldwijd werden deze sancties gevoeld. Voor een aantal landen werd de oliekraan zelfs helemaal dichtgedraaid, waaronder Nederland. Er ontstond angst voor grote economische gevolgen en een stagnatie van handel via de Rotterdamse haven, wat de internationale positie van Nederland enorm zou verzwakken.
Autoloze zondag
Het Nederlandse kabinet besloot een aantal maatregelen te treffen. De bevolking kreeg het verzoek de verwarming lager te zetten en zuinig te zijn met elektriciteit. Benzine kon alleen nog maar verkregen worden met zogeheten benzinebonnen en het werd verboden om gebruik te maken van auto’s op zondag, met uitzonderingen voor politie- en ambulancewagens. Alhoewel niet iedereen het er mee eens was, vielen de protesten mee. Veel Nederlanders besloten het beste van de situatie te maken en trokken hun rolschaatsen uit de kast of haalden de paarden van stal.
De maatregelen zorgden voor bijzondere taferelen, maar het benzinegebruik werd nauwelijks minder. Autoritjes die op de zondag niet meer gemaakt konden worden, werden simpelweg naar zaterdag verplaatst. Dit bleek achteraf ook geen probleem, want van een echte olieschaarste is in Nederland nooit sprake geweest. De overheid kon terugvallen op olievoorraden van Europese of Zuid-Amerikaanse landen. Ook heeft de boycot, die na onderhandelingen werd opgeheven in januari 1974, niet lang geduurd. De positie van de Rotterdamse haven is nooit echt in gevaar geweest. De industrie had te veel investeringen gedaan in Rotterdam, het verplaatsen van de benodigde infrastructuur zou torenhoge kosten met zich hebben meegebracht.
Toen eenmaal duidelijk werd dat de maatregelen niet langer nodig waren, werden ze na tien autoloze zondagen in januari 1974 afgeschaft. Hoewel Nederland geen nationale autoloze zondag meer organiseert, zijn autovrije dagen een terugkerend fenomeen. Met het oog op duurzaamheid worden tijdens de jaarlijkse Europese Mobiliteitsweek in september verschillende Europese steden afgesloten voor auto’s.
Bronnen: MAX Vandaag, Historiek (1), Historiek (2)